Koolzaad
Historie
Halverwege de twintigste eeuw werd in Nederland, met name in Groningen, maar liefst 30.000 hectare koolzaad (Brassica napus) verbouwd.
De inpoldering van de Flevopolder maakte het gewas ook in die streek populair vanwege de positieve invloed van het koolzaad op de bodemstructuur.
Fossiele brandstof
Door het toenemende gebruik van fossiele brandstof verloor koolzaad bij veel ondernemers zijn plaats in het teeltplan. In 2000 werd er nog maar 852 ha koolzaad verbouwd! De hernieuwde belangstelling voor koolzaad wordt voor een groot deel veroorzaakt door de mogelijkheid om koolzaad te benutten voor biobrandstof en het gebruik van koolzaadolie in de keuken.
Anno 2024
Uit cijfers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) blijkt dat in 2023 in Nederland ruim 1.700 hectare met koolzaad is geteeld.
Teelt
In de teelt van koolzaad wordt onderscheid gemaakt tussen winter- en zomerkoolzaad. In Nederland kiezen de meeste telers voor het verbouwen van winterkoolzaad vanwege de hogere opbrengsten.
Bekijk hier een overzicht van de teelt van winterkoolzaad.
Winterkoolzaad
Zaaien tussen half augustus en half september.
Het oogsten van winterkoolzaad gebeurt in juli van het volgende jaar. Gewenste zaaidichtheid voor lijnsoorten is 60 zaden per m², voor hybridesoorten is dit 50 zaden per m².
Opbrengstpotentieel is 5 ton per hectare.
In de korte winterdagen bouwt de plant aan zijn vegetatieve ontwikkeling, ofwel de wortelgroei.
De winterbegroeiing helpt bodemerosie te voorkomen.
De bloeiperiode loopt ongeveer van half april tot half mei.
Zomerkoolzaad
Zaaien tussen half maart en half april.
Oogsten in augustus/september.
Vanwege de geringere gewasontwikkeling is de gewenste zaaidichtheid met 100 zaden per m² hoger dan bij winterkoolzaad.
Opbrengstpotentieel is 3 ton per hectare.
De teeltkosten van zomerkoolzaad zijn lager dan van winterkoolzaad.
Het toedienen van dierlijke mest is mogelijk.
Teelthandleiding
Vanaf de herfst tot aan het begin van de winter investeert de plant in de eerste bladontwikkeling waarbij zelfs een kleine aanzet voor de bloei gemaakt wordt. Na de rustperiode in de winter hervat de plant zijn groei. De bloeiperiode in april/mei krijgt opvolging door de hauwvorming waarbij de plant ruimte creëert voor de zaden.
De oogst van winterkoolzaad vindt plaats na de afrijping in de maanden juni en juli. Klik hier voor de complete teelthandleiding.
Zaaien
Koolzaad heeft een penwortel en gedijt goed op een bodem van goede structuur en waterdoorlaatbaarheid. Slechte afwatering en een ploegzool hebben een negatieve invloed op het resultaat evenals een bodem met veel onkruidzaden en wortelonkruiden. De hoogste opbrengsten worden gehaald op rijke gronden met een goede structuur zoals kleigronden en gescheurd grasland. Koolzaad kan zowel op kleigronden als op leemgrond en goed vochthoudende zandgronden geteeld worden. Op laatstgenoemde gronden rijpt het gewas vaak wel eerder af met fijner zaad tot gevolg.
Het zaaibed
Een fijn zaaibed (te vergelijken met het zaaibed voor suikerbieten) met een diepte van 2 tot 6 centimeter. Zaaien op 1 á 2 centimeter diepte. Bij voorkeur een pH vanaf 6,5 op kleigronden en 5,7 op zandgronden. De gevoeligheid voor knolvoet maakt een goede kalktoestand noodzakelijk.
Ontwikkeling van winterkoolzaad
Voor een goede opbrengst moet winterkoolzaad al voor de winter voldoende ontwikkeld zijn. Dit houdt in dat:
De penwortel een doorsnede heeft van 8 tot 10 mm.
De wortellengte circa 30 centimeter is.
De plant geen stengelstrekking vertoond.
De plant 8 tot 10 groeikrachtige bladeren heeft.
Gewasbescherming
De bescherming van winterkoolzaad tegen onkruiden vindt in de herfst plaats. In het voorjaar worden kleine onkruiden gemakkelijk door het snel groeiende gewas onderdrukt. Eenjarige grassen en graanopslag kunnen algemeen goed worden bestreden.
Eenjarige dicotyle onkruiden worden bestreden door een behandeling vlak na de zaai en/of in het tweeblad-stadium. Tweezaadlobbige wortelonkruiden kunnen in koolzaad moeilijk worden bestreden. Voor de bescherming van het koolzaad zijn verschillende middelen erkend, die zowel kort na zaaien als na opkomst van het gewas kunnen worden toegepast.
De volgende organismen kunnen het koolzaad beschadigen en daardoor de zaadopbrengst negatief beïnvloeden:
Kiem- en bodemschimmels
Insecten
Bladschimmels
Slakken
Aaltjes
Oogsten
Koolzaad kan op twee manieren geoogst worden. De meeste Nederlandse telers dorsen het koolzaad direct van stam met een maaidorser. Zwadmaaien is een minder gangbare oogstmethode waarbij het gewas eerst gemaaid wordt en daarna opgeraapt voor het dorsen. Bij het oogsten op stam kan het gewas iets langer doorrijpen en een hoger oliegehalte bereiken. Het oogsten op stam gebeurt in één werkgang. Hiervoor moet de maaidorser uitgerust worden met een speciaal maaibord geschikt voor koolzaad. Dit bord moet aan één van de voorzijden een verticale maaibalk (kantmes) van ca. 1,25 m lang hebben om zaadverliezen te beperken.
Wanneer het gewas na afrijping te lang op het veld blijft staan, kan tijdens het maaidorsen meer zaadverlies optreden doordat het lange koolzaadgewas moeilijk door de vijzel wordt gepakt. De haspel moet het gewas neerdrukken, om te voorkomen dat het rechtop voor de vijzel staat. Bij het oogsten moeten de haspellatten even snel achterwaarts bewegen als de machine vooruit rijdt en de tanden moeten verticaal staan. De haspel raakt het gewas dan direct na het afmaaien. Door een hoge stoppellengte te hanteren en het toerental van de haspel juist af te stellen, kan het zaadverlies beperkt worden.